Als een zee die
smeken moet om water,
stil verlangend
naar een eb en vloed.
Voel ik mij sinds die dag,
dat ik genoot van je lach,
met de pijn van wat
missen ooit doet.
Heb gesmeekt tot God,
stop nu een later,
waar een leven wacht
zonder haar.
Met beseffen voortaan,
leven zonder bestaan,
met enkel hoop om
ooit mee te gaan.
Op de vleugels van jou,
zwevend in je dromen,
daal ik zachtjes neer,
naar het land van ooit.
Zoek het huis van je trouw,
blijf er zachtjes wonen,
op de vleugels,
de vleugels van jou.
In het sterven
van de pijn om haar,
bracht jij hoop,
met elk klein gebaar,
iedere traan die ik liet,
elk moment stil verdriet,
werd voor jou ook een
deel van bestaan.
In het hart van je ziel,
midden al je dromen,
mocht ik met je mee,
over land en zee,
naar de overkant,
waar de sprookjes wonen,
op de vleugels,
de vleugels van jou.
Naar het dromenland
Waar de sprookjes wonen
Op de vleugels,
de vleugels van jou.
Laat wat van je horen