Ik moet altijd peinzen, peinzen. Denken, denken.
Kan mijn gedachtenloop
niet één maal terugdeizen?
Kris, kras, altijd redeneren.
Dat is wat ik nu zo benijd.
Ik wil terugkeren.
Naar de naïviteit, de onbevangenheid.
Dat is wat ik vind.
Terugkeren.
Naar de onbevangenheid van een kind.
Laat wat van je horen