Onze-Lieve-Vrouw in de mei.
Ik ontsteek een nieuwe kaars
en ben blij.
De veldkapel is weer opgesmukt.
Maar o wee, de wind komt aangerukt.
En mijn kaarsje is weeral uitgeblazen.
De oplossing vind ik in flessen, plastiek en glazen.
Een windscherm bouw ik ermee.
En het kaarsje brand weer gedwee.
Het lot van de kaars is niet goed.
Het is de wind die alles
omvallen doet.
De wiek blijft branden in de noveen.
En er ontstaat een gat door het kaarsvet heen.
Nu moet ik op zoek naar
een nieuwe wiek.
Een ranke, gezegende kaars
van pasen, die zegt kliek.
En past juist in het gebrande
gat in het kaarsvet.
Welliswaar een beetje scheef,
niemand die erop let.
En weeral brand de kaars verder op.
Maar door de scheefheid van
de nieuwe wiek een strop.
Brand nu de plastiek van
de noveen zwart.
Met een mes snij ik weg het geblakerde hard.
En in een grote bokaal,
Brand nu de rest van het verhaal.
Maar ach, er scheelt weer iets.
De dikte van de gewijde wiek is niets,
Voor zo’n grote noveenkaars,
er is de wet!
En ze verdringt in het
overvloedige kaarsvet.
“Ave Maria” staat er nog
juist op de kaars te lezen.
en op de achterkant”kerk in nood”, laat ons wel wezen.
Dit jaar was het de kaars
ie in nood verkeerd.
Maar nu heb ik toch één ding geleerd:
Het is niet alleen een mensenleven,
dat soms niet over rozen gaat,
maar zoëven
Las u het waar gebeurde verhaal
van mijn kaars,
Die de wind lapte aan zijn laars.
Laat wat van je horen