Ik was eerst, jij kwam later.
Jij was verlegen, ik was de prater
jij op land, ik op water.
Ik aan de fles, jij aan de speen
maar nog altijd sta jij
bij mij op nummer één.
In tijden van ruzie,
verdedigde ik jou,
jij trooste mij,
en ik lachte weer gauw.
In tijden van ruzie kwam
jij voor mij op,
en nog steeds sta jij bij
mij aan de top.
Wij lachen om de grootste onzin,
wij op de achterbank,
de ouders voorin.
Geen idee waar wij het over lachten,
maar ze willen ook niet
weten waar wij aan dachten.
Nu ik dit gedicht verzin,
weet ik zeker,
jij bent mijn beste vriendin.
Laat wat van je horen