Ze liep over kale vlaktes.
Door hitte en door kou.
Ze had geen reisgenoten.
Niet dat zij reisgenoten wou.
Ze had geen behoefte aan mensen.
Ze was jaloers op de vogels.
Want die konden vliegen en vluchten wanneer ze wilden.
Zij zat vast aan de grond.
Ze wil rennen voor haar problemen en huilen van verdriet.
Waar mensen waren zagen niemand haar verdriet.
Nu is ze op de vlaktes alleen met haar verdriet.
Ze wacht tot ze het begrijpt en dan is ze bevrijd.
Laat wat van je horen