LIEFDE WAS EEN POPPENHUIS.
Brussel 83.Toen twaalf hoog.
Lenige tederheid versmolt met verwachte Wulpsheid.
Wild en spiervol gebild.
Op de Marokkaanse marmottenmatras.
Als marionetten in mijn heilig Poppenhuis.
Liefde verwerd tot sex.
Jij werd mijn fee en heks.
Toen je me vroeg:”ben je een god of de duivel, ik weet het niet?”
Kregen we verleidend veel verdriet.
Zo ondoorgrondelijk complex.
En toch zo plots doodgewoon.
Op een hallelujah-gospeltoon.
Liefde bleef zwaaiend achter.
De klanken van de trein zachter en nog Zachter…
Zoals op perron één.Brussel-Noord.
De passagiers zaten toen alleen.
Zo eenzaam gewoon.
Tot in het Vandaag.
Mercy Ntuka, Zwarte Genade,
Lieflijk en
Heilig dantesk hert.
Onze wegen raakten versperd.
Zo zielepotend zonder jou.
Open nou, de “ijskast
van ons verleden”
Verlos mij van je ondraaglijke lust.
En de drukkende last van je liefdesgebeden.Nu en Heden.
Vol Afrikaanse maskers is nu het Poppenhuis.Misschien al in gruis.
Misschien dat ik nou je verras.
Pijnlijk zijn de knuffels
van jouw Smeulend as.
Laat wat van je horen