Een dag iedereen,
iedereen blij en moe.
Gurende wind die het laatste pufje lucht uit je zuigt.
Als een blaasbalg die nooit
stopt met blazen.
En onoplettenheid veroorzaakt
Toen kende ik je nog niet,
Ik dacht er ook nooit aan.
Maar dan iets veroorzaakt door niets.
Schreeuwende remmen roepen nog.
Maar tevergeefs,
bloed als wijn stroomt weg.
En ik, ik kom terecht
in een lange, lange slaap.
Sta op, sta op zei de onbekende.
Hij was zo zacht.
Endan, alsof God als een engel
nieuw leven inblaast.
Word ik wakker uit de lange nacht.
Door jou, het kleine,
lieve, zachte beertje.
En dat lacht omdat ik terug ben.
Ik zie mensen die daarjuist verdrietig waren en nu blij zijn.
Alsof God iedereen het licht weer aanknipt.
Als licht na duisternis.
Laat wat van je horen