Ik zou zo graag een engel willen wezen.
Ik zou zo graag een engel willen zijn.
En al is het maar kort,
voor maar heel even.
Om stiekem dicht bij jou te kunnen zijn.
Ik zou zo graag een engel willen wezen.
Met vleugels groot en krachtig,
mooi van dons.
De veren reiken uit tot aan de hemel.
En voor één maal is er weer een keertje “ons”.
Ik zou zo graag een engel willen wezen.
Ik vlieg dan door de wolken naar je toe.
Wind en strorm houden me niet tegen.
En ik ben dan ook nog bij langer na niet moe.
Ik zou zo graag een engel willen wezen.
Bij je zijn, als is het maar heel kort.
Je vast kan houden en je kan vertellen,
dat het leven zonder jou
toch echt niks wordt.
Ik zou zo graag een engel willen wezen.
Ik zal je zeggen dat ik van je houd.
Ik zal je vragen hoe het verder moet.
In een wereld waarin ik leef zonder jou.
Ik zal zo graag een engel willen wezen.
Ik wil zo graag nog even bij je kroelen.
Je vasthouden en huilen om wat er is gebeurd.
Ik zal zo graag nog even je warmte voelen.
Maar een engel kan ik toch nooit worden.
Een engel kan ik toch nooit echt zijn.
Een engel heeft geen littekens op zijn hart.
Een engel voelt geen verdriet of pijn.
Toch kom ik je op een dag vast wel weer tegen.
Als ik honderd ben en in slaap val, zal ik gaan.
Dan zal de zon verdwijnen voor de regen.
En dan zal ik weer lachend voor je staan.
Laat wat van je horen