Ik droomde, dat ik weer zien kon,
’t opkomen en de ondergang van de Zon.
Ik droomde dat ik weer
kon voetballen
in het stadion,
en dat ik weer kon zwemmen
en baden in de Zon.
Ik droomde, dat ik weer
kon dwalen op de heide,
dat ik weer kon zien de
madeliefjes in de Weide.
Ik droomde,dat ik met jou,
wij beiden,
weer door de Limburgse
bossen konden rijden.
Maar als dan mijn gelijde hond,
mij uit mijn droom wakker maakt,
en ik aan hem weer de
halter heb vastgemaakt.
Dan weet ik,
dat zal wel nooit meer komen,
maar toch blijf ik
er altijd van dromen.
Laat wat van je horen