De grens verkende
ik zevenentachtig jaar,
maar die was er niet.
Altijd weer verder
heb ik je grenzen gezocht,
ze weken steeds terug.
Ik strek mijn handen
om jou te omvademen
en voel je grootheid.
Ik buig mij over
naar je grensloze woorden,
zwijgende lippen.
Je lieve ogen
zijn het schuldloze begin
van grenzenloosheid.
Er is niets buiten
onze god te bedenken,
en zo is in hem.
Ook praten met god
is een vreemde gewoonte,
alsof hij anders.
Het opgaan in god
lijkt mij te beperkt gedacht,
als god alles is.
De theologie
is nogal verbalistisch,
is praten óver.
This pain is start to bliss,
death is start to new delight,
hope is start to love.
Laat wat van je horen