Hoe het begon ging langs me heen.
Zo snel,zo ziek,zoveel verdriet.
Het ging verder.
Hoe, wat, waarom?
Hoe we jou bezochten.
Met de trein, de auto of bus.
Hoe jij daar lag.
Ziek,veel pijn, onbegrip.
Hoe je beter werd.
Geduld, operaties, medicijnen.
Hoe je verder ging.
Met je leven, school, vrienden.
Hoe je hier nu naast mij zit.
Lachend, gezond, vrolijk.
Laat wat van je horen