Ik hou niet meer van jou,oh God
jij bent een God
die alles onverschillig laat
Ji bent zelfs wreed, oh God
lijk jij mij pijn enlijden deed.
Ik hoopte op jouw wonder,
jij draaide laf je rug,
liet mijn liefste zonder.
Ik wou niet gaan,oh God.
Ik hield teveel van het gegeven leven:
ik zag zo graag die mooie bloem,
het eerste berkengroen,
mijn liefste zag ik ook heel graag, oh God.
Hij voelt zich toch zo rot, mijn God.
Dat is jou blijkbaar om ’t even.
Jij bent niet goed, oh God,
louter maar een god.
Had je mij niet nog even
kunnen laten leven?
Dan kon ik hem nog eens zien,
hem vragen hoe hij zich voelt,
hem zeggen hoe ik me voel.
Geef mij terug aan hem, oh god.
Als jij niet wil,oh god,
zeg hem dan waar ik ben.
Dan reist hij zelf wel naar mij toe.
Ik haat je, oh mijn god!
Laat wat van je horen