Het water stroomde…
in het stinkende, slijmerige wereldje.
Zeepresten bedekt met haar,
overtollige, verrottende substanties,
bukkend, zuchtend,
het inhouden van braaksel,
de walging, blijft kleven
aan de vinger, onder de nagel.
Mijn rechter wijsvinger,
voorbestemd voor onoverkoombare
onsmakelijke, draaiende,
roerende, pulkende manoeuvres,
geconfronteerd met niet alléén
neus, oor en kont maar van
de vieze restanten
van toen nóg…
‘zijn’ frisse douche.
Laat wat van je horen