Kronkelend zijn glibberige
armen om het hart
slaakte hij een laatste zucht
toen Elias hem vedreef
tot in het gitse zwart
Ik hoor hem nog brullen
“Dat God zo rein en zoet als bronne water
niet zou bestaan”
kwijnend in het zout
waarin hij was vergaan
De schelpjes en kraaltjes op de bodem
liggen daar zo vredig
in een vinger lijn van hand
alwaar de haaien schuwen te gaan
waar zijn oorspong brand
Zowaar straalt daar dan toch
een paarlen licht
waarvoor aquarius zwicht
opdat geen achtarmige
zich kan vergrijpen
aan Zijn Heilig licht.
Laat wat van je horen