Een boom dat is een prachtig ding,
Hij staat gewoon waar hij staat,
Doet niet aan grotemensenpraat,
En roept nooit: grote stommeling.
Wanneer je iets misschien niet weet,
of altijd alles weer vergeet,
knikt hij liever: ’t komt wel goed,
hij zegt nooit wat je doen of laten moet.
Dus zou’t er ooit een keer van komen,
dat grote mensen plotseling veranderen in bomen,
door de wind gewiegd, gewaaid, gesust,
Nou, dat was dan pas een prachtig ding;
dan hadden alle kinderen rust.
Laat wat van je horen