Dromen ontstaan toen we nog jong waren
Toen de lucht nog blauw was
De ‘dagen’ ons reis nam
En de ‘nachten’ ons dromen gaf’
Dromen die het geluk uitdaagt
En ons hart bespeelt
Dromen die jeugdig blijven
En aan ons hele leven klitten
Ze zweven mee met de tijden
Langs speelgoed en ons herinneringen
Verschuild in ons verdriet
En verduisterd door de werkelijkheid
Dromen, onvervuld en daarna vervaagd
Door de lange dagen en eenzame nachten
Maar het onbewust zijn zal bezit van ons nemen
En de tijd onze wonden helen
Zodat we niet voelen dat onze dromen oplossen
In een onbereikbare verte van ons verleden
Maar hun overbleven schaduwen stikken ons
Tot hun toename ons steeds meer omringen
Tot onze lichamen het niet meer kunnen verdragen
En neerstorten
In het oneindig zwarte gat
En nam mee alle onvervulde dromen
Laat wat van je horen