Eenzaam glijd ik heen
op zwarte vleugels
Even kijk ik om naar ’t grauw verlee
Naamloos zal ik zijn
als Hij de teugels
Zal overnemen; oh eindeloze nacht,
hoor toch mijn bee.
Achter diepe verten ga ik hoger,
Altijd dwalend,
eeuwig zoekend, meegesleurd
Met de tijd die nog
zal komen voor mij uit.
Hunkerend naar warmte,
mijn leven verscheurd.
Eenmaal zal mijn geest
zijn doel bereiken
In een heldere verte,
een eindeloze tijd.
Daar zal nooit ontreddering meer toeslaan door EENZAAMHEID.
Laat wat van je horen