Daar staat hij
in een kwaad daglicht
Tussen hemel en aarde
over daken
langs gevels
De grijze Ouwe
op een blinde vlek in Haarlem
kiezelsteen malend
met zijn sterke kaken
Hij kijkt neer
op zijn beminde gelovigen
Verzonken in zijn ego
omarmd hij de veel te
brede heupenmoeder
Een neiging tot alle lichamen
gesproten uit geslachten
De Zonnevechter ademt aamhechtig
Hij ontkent het zwangere lijf
sloffend in slordige contouren
Gedragen door een intens licht
eigend hij zich haar lichaam toe
Zijn Phallus rijst
en tekent zich af
als de slagboom van de Melkbrug
tegen een zilveren Waag
Alles is genomen
alles is gegeven
terwijl zijn sporen galmen
in een ver verleden
Laat wat van je horen