De koude in mijn hart,
die langzaam is gegroeid
Door jouw onverschilligheid
en afwezigheid
De kou die me vertwijfeling bracht, onzeker en machteloos maakten,
En de eenzaamheid die ontstond,
omdat het jou niet raakte
Het leven nam een vlucht
De kille dagen werden weken,
Je afwezigheid ver uitgebreid
Met een nieuwe passie,
een nieuwe voldoening in de film
Ik was trots op je toewijding
en gaf je de ruimte,
Eindeloos uitgaan,
voor het eigen gerief
Thuis,
met een kille blik en zuur hartje
Bleef je je mening prevaleren boven mijn gevoelens
De film die ik woensdag zag,
staat op de harde schijf van mijn ziel
Met in de hoofdrol de man die altijd riep, hoe dom anderen zijn
“De armoe van mensen die een zaak laten klappen, tot 20 keer toe”
Maar tussen haar dijen,
tekende jij je emotioneel faillissement
De stomp in mijn maag,
de schok van de aanblik
Jouw gretige gezicht,
als een schrokkende hond
Een slechte film,
met rollende lijven,
De korte bevrediging,
tot veel meer niet in staat
Dat is mijn man.
Zo leeg, zo dom.
Een man die zijn eigen gerief belangrijker vindt,
Dan de oprechte vertwijfeling
van zijn dierbare
De man blijkt een grote lege huls
Niet in staat zichzelf te bezien
Anderen kwetsen is zijn stijl
Zich afsluitend van wat leven heet
Nu is mijn lijf kapot
Mijn knieen slap,
als van elastiek
Mijn maag een steen,
zo koud als zijn blik
En door mijn lichaam
trekken golven van paniek
Het is nog maar zo kort geleden
Dat ik in mijn eigen kracht leefde
Geluk vond in mijzelf
En dat deelde met anderen
Dat ik mijzelf waardeerde,
Met al mijn prachtbeperkingen
Daarheen wil ik terug
Het is maar een deur van mij vandaan.
Laat wat van je horen