Mijn hompje brood
ik bedek u graag
met een dikke chocolaag.
Kom hier pot choco,
waar je ook blijft.
Ik ruk het deksel van uw lijf.
Dat ik mijn metalen lans
in u glazen vel verschans.
Uw ingewanden
haal ik uit uw kas
en smeer uw ziel op wat deeg was.
Waar ben je pot,
g’hebt uw plaats verlet!
‘K had hem zeker in dié hoek gezet!
Nee, maar alle hens aan dek!
Waar is de choco voor in m’n bek?
’T is verdomd aan mij ontkomen,
op laffe wijze weggenomen.
Iedereen op zoek, uw taken verzaken.
En daders pollen afhandig maken!
Laat wat van je horen