Het bronzen hart, verkruimeld, vertrapt,
Gebruikt als een deurmat, bedrogen, verloochend.
En toch uit schaamte zijn leed nooit verklapt,
Dat pikt, dat neemt, ondergaat en verkropt,
Dat ongeduldig wacht tot de gekte stopt.
Een hart, niet van goud, maar toch waardevol genoeg
om te worden gekoesterd in plaats van verwoest.
Een bronzen hart, sterk maar niet onverwoestbaar,
Dat hoopt en bidt dat de storm snel bedaard.
Het bronzen hart dat zich dan maar opsluit,
En zo langzamerhand geen gevoelens meer uit.
Doodzonde maar toch, gedreven in die hoek
Waar het moe van de strijd geen toekomst meer zoekt.
Laat wat van je horen