Bijna dood.
Aan een zijden draad
hing mijn korte leven.
‘t Was nog niet te laat.
Ik zag je toch nog even.
Door de tunnel van het licht
getrokken door een magneet.
Mijn lichaam was gezwicht,
mijn geest als een komeet.
Wat leek je stralend
in je zilver wit gewaad.
Voor mij bepalend,
mijn liefste maat.
Toch was het niet mijn tijd.
Op jouw zacht fluweel gelaat
las ik de vergankelijkheid.
Toch moest ik terug, op straat.
Het heelal kent mij nu ook
en omgekeerd ben ik bewust
dat mijn ziel toen pas ontlook
en ik verder kon in alle rust.
Laat wat van je horen