Samen met de Englen boven,
Zullen wij God’s Grootheid loven.
Het is daar een prachtig Leven!
Al dat moois zal Hij ons geven….
Waar je kijkt, je ziet veel bomen;
En zacht klinkend-waterstromen.
Steeds vers fruit wat noodt tot eten;
Dat zul j’ dan ook nooit vergeten.
Appels en de peren geuren;
En voorzien van d’ mooiste kleuren.
Kleuren op´ d aarde niet bekend;
En we zijn toch wel wat gewend.
Koormuziek klinkt zacht en prachtig,
Op aarde mooi, maar dit ’s machtig.
Engelen zingen als in ’n droom;
Tot Eer en Glorie van Zijn Zoon!
Een kind kan daar altijd spelen;
En hoeft zich nóóit te vervelen.
Zij hebben daar met Hem hun huis:
En voelen zich al heel snel thuis.
Daar zie ik een kleuter lopen.
Aan de vingers van onze Heer.
Ze huppelt en dan zegt ze blij:
” Ik ben al gróót tot aan j’ knieën;
n’ Even en ‘k ben zo groot als Gij.”
De Heer die lacht en zegt terug:
“Nee-nee, dat gaat hier niet zo vlug;
Er is veel tijd om fijn t’ spelen.
Je hoeft j’ écht nooit te vervelen.
Pas later, als je bent volgroeid;
Kom je in een hogere sfeer;
En ben je hier echt uitgestoeid!”
Laat wat van je horen